Het ontlokt hem de conclusie: “Zoo staan de zaken: Prof. Fredericq werpt zijne persoon geheel in de balans. Wij zullen nu zien hoeveel Vlamingen er zullen gevonden worden die, uit persoonlijke genegenheid voor prof. Fredericq, de vervlaamsching der Hoogeschool zullen helpen dwarsboomen, en blindelings zullen nemen wat het hem behaagt hun toe te staan.”
Een volgende brief is gedateerd 7 november 1903. Mac Leod heeft nog maar weinig vooruitgang geboekt. Lodewijk De Raet komt met zijn nieuwe studie de rust verstoren. Mac Leod schrijft: “Men meene niet dat de Vlaamsche Hoogeschool er van zelf zal komen. Zij zal er komen als wij al onze krachten inspannen. Anders zullen wij den mond gestopt worden met 5 of 6 facultatieve leergangen, die bij de 150 Fransche leergangen zullen geplakt worden, en daarmede zal het uit en amen zijn, voor altijd. Ik zeg voor altijd, want wie een dergelijke beleediging te hebben ondergaan, zal de Vlaamsche Beweging vallen onder de verachting. Onze tegenstrevers zullen geleerd hebben dat zij van ons niets te vreezen hebben!
Heden had ik een gesprek met een tegenstrever, die den spot dreef met de karakterloosheid der Vlamingen, en zich daarop beriep om te voorzeggen dat wij het doel niet zouden bereiken. Het is treurig zulks te moeten hooren.
Als Gij iets kunt doen, verzuim het dus niet: het zou er misschien van zelf komen, waren wij niet onder de leiding van menschen, die van een Vlaamsche Hoogeschool niet hooren willen. Die menschen durven dit niet bekennen in ‘t openbaar, omdat zij zouden uitgejouwd worden. Zij hebben facultatieve leergangen uitgevonden om ons van de baan af te brengen, en nu is ellendig obstructionisme hunne tactiek. Velen zijn er nog, onder de vlaamschgezinden, die dit niet gelooven kunnen, spreken van bewezen diensten, enz. enz. en die menschen nog steeds als leiders herkennen. Zij, die begrijpen hoe de zaak ineenzit, moeten dus optreden. Anders komen wij er niet.”