Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.
Perspectief

‘Welcome to Lord Beveridge’. De liberale omarming van de verzorgingsstaat (1945-1946)*

In 1945-46, op het puin van de Tweede Wereldoorlog, is de Liberale Partij zoekend naar een evenwicht tussen oude en nieuwe wegen. Het bezoek van William Beveridge, de ‘vader van de Britse welvaartsstaat’, eind 1946 wekt groot enthousiasme binnen de partij, die inmiddels besloten heeft de in de steigers staande Belgische verzorgingsstaat voluit te omarmen.

Christoph De Spiegeleer
22 september 2025

Beveridge versus de vijf grote kwalen

Het bezoek van William Beveridge (1879-1963) aan België in november 1946 is voorpaginanieuws in vele kranten. Beveridge, geboren in Brits-Indië, manifesteert zich van jongsaf aan als een gedreven sociaal wetenschapper en hervormer. Al vóór 1914 pleit hij als beleidsadviseur voor grootschalige overheidsinterventie in het sociaal beleid, zonder dit te zien als een bedreiging voor de vrije markt. In 1919 wordt hij directeur van de London School of Economics.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog krijgt hij van de regering de opdracht om een rapport samen te stellen ter verbetering van de bestaande stelsels van sociale verzekeringen. Hij leidt een commissie en presenteert in 1942 een baanbrekend rapport, rijk aan cijfers. Beveridge wordt op slag beroemd en zijn rapport zal de blauwdruk vormen voor de naoorlogse Britse verzorgingsstaat. De Labour-regering van Clement Attlee die in de zomer van 1945 aantreedt, zet de basisprincipes en krachtlijnen van dit plan om in wetgeving.1

Beveridge pleit voor een universeel en openbaar systeem van sociale zekerheid. De in zes groepen opgedeelde burgerbevolking is via een wekelijkse bijdrage verzekerd van volgende uitkeringen: werkloosheid, pensioen, ziekte en invaliditeit, en kinderbijslag. Hij wil de bestaande versnipperde en ontoereikende wetgeving vervangen door een systeem waarin universaliteit en eenvoud de toon aangeven. Het doel is om iedereen een fatsoenlijke levensstandaard te garanderen via minimumuitkeringen. De overheid krijgt daarbij een centrale rol: het is haar taak de vijf “sociale kwalen” uit te roeien die de samenleving bedreigen: ziekte, onwetendheid, verloedering, inactiviteit  en armoede.2

Social insurance fully developed may provide income security; it is an attack upon Want. But Want is one only of five giants on the road of reconstruction. The others are disease, ignorance, squalor and idleness

Social Insurance and Allied Services. Report by William Beveridge (Londen, 1942), p. 6.

De plannen van Beveridge

De sociale verzekeringen vallen in Beveridges plan onder één ministerie en de staat dekt het merendeel van de kosten. Loontrekkers betalen, ongeacht hun inkomen, dezelfde premie, en werkgevers dragen bij. Ook zelfstandigen krijgen recht op uitkeringen. Gehuwde huisvrouwen zijn automatisch verzekerd via de bijdragen van hun echtgenoot. Werklozen die te lang steun ontvangen, moeten een omscholingscursus volgen in door de staat gerunde centra. Wie steun krijgt, moet bovendien bereid zijn passend werk te aanvaarden.3

Beveridge beseft dat het systeem enkel werkt bij bijna volledige tewerkstelling. Daarom legt hij die verantwoordelijkheid bij de overheid: louter marktwerking volstaat daarvoor niet. In 1943 toont hij zich een voorstander van Keynesiaanse economische planning om het sociale beleid te ondersteunen.4 Toch kiest Beveridge, net als de econoom John Maynard Keynes, partijpolitiek geen kant voor de Labour Party. Beiden blijven geloven in de kracht van de vrije markt, zolang die goed functioneert, en zetelen voor de Liberal Party in het Hogerhuis (Keynes tussen 1942 en 1946, Beveridge tussen 1945 en 1963).

In 1944 stelt Beveridge zich voor de Liberal Party reeds kandidaat in het Lagerhuis en wordt verkozen. Vanuit het parlement wil hij druk zetten op de uitvoering van zijn plannen. Als eigenzinnige academicus en hervormer voelt hij zich thuis in de Liberal Party die gewoontegetrouw haar parlementsleden veel vrijheid laat.5

Voor Beveridge is zijn plan een liberaal project: wie beschermd is tegen de onvoorzienigheden in het leven, verzekert zijn eigen vrijheid en de burger draagt zelf bij aan het systeem. Liefdadigheid maakt plaats voor solidariteit. Omdat het om minimumuitkeringen gaat, blijft de prikkel om te sparen of zich aanvullend te verzekeren, behouden. Sociale zekerheid verhoogt volgens Beveridge bovendien de productiviteit en gezondheid van arbeiders, wat de Britse industrie en de consumptie zal stimuleren.6

Internationale weerklank

Het rapport van Beveridge belandt ook in de handen van buitenlandse hervormers die sociale zekerheidsplannen voorbereiden. Regeringen in ballingschap in Londen nemen in 1942 kennis van het rapport. Binnen een maand worden al meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Via de BBC promoot de Britse overheid het rapport actief om de moraal op te krikken: voorbereiden op de toekomst brengt licht en hoop.7

De Belgische regering in ballingschap richt in 1941 in Londen de studiecommissie Commission pour l’Étude des problèmes d’Après-Guerre op, onder leiding van Paul Van Zeeland. In 1943 publiceert de sociale afdeling daarvan, voorgezeten door de socialist Arthur Wauters, een rapport dat duidelijk geïnspireerd is door Beveridge. Het pleit voor verplichte sociale bescherming voor alle Belgische burgers, rijk of arm, loontrekkend of zelfstandig. De staat moet de meeste kosten dragen via belastingen, en één nationale uitbetalende sociale zekerheidsdienst moet alle bestaande private instellingen vervangen.

De realisatie van dit rapport zou de sleutelrol van vakbonden, ziekenfondsen en kinderbijslagkassen doorbreken en de verzuilde structuren verzwakken. De afdeling wil zelfs het recht op werk en het recht op sociale verzekeringen grondwettelijk verankeren en droomt, zoals later in het Verenigd Koninkrijk met de National Health Service (1948), van een nationale gezondheidsdienst die via lokale centra gratis gezondheidszorg aan iedereen zou aanbieden.8

William Beveridge in 1943 (© London School of Economics).

Theorie en praktijk

Critici zien deze plannen als een te ver doorgedreven centralisering en “verstaatsing”. In feite gaat het voorstel van de Belgische denktank in Londen verder dan wat Beveridge voor zijn eigen land voor ogen had: mutualiteiten zouden volledig verdwijnen, terwijl Beveridge ze juist een bufferrol toekent tussen staat en individu. Zo krijgt de sociale zekerheid volgens hem een lokaal en menselijk gezicht.9 Tot een radicale hervorming zoals voorgesteld door de sociale afdeling van de Commission pour l’Étude des problèmes d’Après-Guerre komt het na de oorlog in bevrijd België niet. De befaamde besluitwet van december 1944 voert enkel voor arbeiders en bedienden in de privésector een geïntegreerd systeem in van verplichte ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsverzekering. De bestaande vooroorlogse regelingen voor verplichte pensioenuitkeringen en kinderbijslag worden geïntegreerd in het systeem.10

Belgische werkgevers betalen voortaan niet enkel meer verplicht voor het pensioen (zoals reeds vóór de oorlog het geval was) maar ook voor de andere uitkeringen. De overheid subsidieert en controleert, en de verzuilde vakbonden, ziekenfondsen en kinderbijslagkassen blijven instaan voor de uitbetalingen. De besluitwet is gebaseerd op het sociaal pact van april 1944, een compromis tussen syndicale en patronale onderhandelaars in bezet België. Dit pact sluit duidelijk beter aan bij de sociale en politieke realiteit van België dan de plannen van de door Beveridge geïnspireerde Belgische studiecommissie in Londen.11

Motz neemt de partij op sleeptouw

Aan de onderhandelingstafel voor het sociaal pact in bezet België zaten geen liberale syndicalisten of liberalen die later toetraden tot de eerste naoorlogse regering van nationale eenheid. Toch omarmt de Liberale Partij eind 1944, begin 1945 de invoering van geïntegreerde sociale zekerheid onder Achille Van Acker, de socialistische minister van Arbeid en Sociale Voorzorg die in februari 1945 premier wordt. De partij wil het systeem wel sneller in lijn brengen met Beveridges plannen voor het Verenigd Koninkrijk.

Op het eerste naoorlogse partijcongres in juni 1945 keurt de partij, onder impuls van partijvoorzitter Roger Motz, een ‘sociaal handvest’ goed. De 40-jarige Brusselaar Motz neemt samen met een groepje medestanders de naoorlogse partij op sleeptouw. Motz verbleef tijdens de oorlog in Londen en raakte daar geïnspireerd door het werk van Beveridge. Als liberaal had hij een zitje in de sociale afdeling van de Commission pour l’Étude des problèmes d’Après-Guerre. Daar bestudeerde hij Beveridges plan grondig. Hij kon zijn stempel drukken op het ambitieuze maar onrealistische rapport van de sociale afdeling van de denktank.

In het sociaal handvest stelt de partij expliciet dat ze, net als Beveridge, het recht op werk, een waardig bestaan, een degelijke woning en sociale zekerheid tegen de onvoorzienigheden van het leven als essentiële rechten beschouwt. De partij wil dat de plannen voor de invoering van de verplichte sociale zekerheid meteen worden uitgevoerd. Ze wil vervolgens het systeem geleidelijk uitbreiden naar alle burgers, gekoppeld aan een regime van minimumlonen voor arbeiders die bovendien aanspraak moeten kunnen maken op een deel van de winsten van de bedrijven waarvoor ze werken. Beveridge zag zijn plan overigens ook als onderdeel van een breder sociaal programma, waartoe minimumlonen behoorden.12

De vrijwaring van gebrek

Financiële motieven dwingen de regering om met de besluitwet van december 1944 de loontrekkenden als prioriteit te stellen. Van Acker is er, net als Motz, wel van overtuigd dat de oprichting van een stelsel voor werknemers slechts de eerste stap moet zijn naar sociale zekerheid voor alle burgers.13 De openlijke omarming van openbare sociale zekerheid door de Liberale Partij lijkt opvallend, aangezien liberalen traditioneel sceptisch staan tegenover een verregaande overheidsrol in sociaal beleid. Toch staat er in het handvest expliciet te lezen dat de mens moet bevrijd worden van ‘de afhankelijkheid van geld en machines’ en dat het aan de staat is om ‘het gezin te beschermen’. Zo pleit het handvest van de Belgische liberalen voor grotere kinderbijslag-vergoedingen voor de eerste kinderen en materiële bijstand voor weduwen met kinderen. De partij toonde zich overtuigd dat dergelijke ingrepen de vrijheid van de mens zouden verhogen in plaats van indijken.14

Deze nadruk op positieve vrijheid boven negatieve vrijheid had niet enkel te maken met het bezielende leiderschap van Motz, maar moet ook in zijn bredere historische context worden geplaatst. Het sociaal handvest van de partij ademt de sfeer waarin Franklin Roosevelt in zijn befaamde ‘Four Freedoms’-speech van 1941 aan het Amerikaanse Congres de zogenaamde ‘vrijwaring van gebrek’ (‘freedom from want’) als een essentiële vrijheid voor vrede, democratie en welvaart presenteert. Het recht op een adequate levensstandaard wordt uiteindelijk opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948. De crisis van de jaren 1930 ligt bovendien nog vers in het geheugen. Er is angst voor sociale onrust en de opkomst van het communisme.15

Nationale verkiezingsnederlagen versus Europees optimisme

In februari 1946 trekt de Liberale Partij, met haar programma doordrenkt van vooruitgangsgeloof en optimisme, naar de kiezer. De nadrukkelijk sociale koers kan echter niet verhinderen dat de partij bij de verkiezingen een historisch verlies lijdt: ze zakt onder de 10% en wordt voorbijgestoken door de Communistische Partij, die de derde plaats inneemt. Ook in het Verenigd Koninkrijk verliest de Liberal Party bij de verkiezingen van juli 1945, ondanks Beveridges invloed op het partijprogramma. Beveridge verliest zelfs zijn zetel in het Lagerhuis.16

 Motz laat de moed echter niet zakken. In juni 1946 verwelkomt hij in het stadhuis van Brussel, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Liberale Partij, vertegenwoordigers van liberale partijen uit negen Europese landen. De leider van de Britse Liberal Party, Clement Davies, is van de partij en doet de basisprincipes van het plan Beveridge nog eens uit de doeken voor zijn Belgische, Franse, Deense, Nederlandse, Zwitserse, Zweedse en Spaanse collega’s. Ze stemmen in met een gezamenlijke resolutie als richtlijn voor liberale partijen in de naoorlogse wereld. De Declaratie van Brussel vermeldt, in de geest van Beveridge en het sociaal handvest van de Belgische Liberale Partij, dat Europese liberalen geloven dat alle burgers recht hebben op bescherming tegen armoede, ziekte en werkloosheid. Hiermee wordt de basis gelegd voor het bekende Manifest van Oxford dat het jaar daarop wordt uitgevaardigd.17

Een tour in België

In 1945 wordt Beveridge tot de adelstand verheven en neemt hij in het Hogerhuis plaats voor de Liberal Party. In november 1946 reist hij via België naar Nederland waar hij in Rotterdam een eredoctoraat in ontvangst zal nemen. In verschillende Belgische steden geeft hij lezingen over zijn socialezekerheidsplan, vrede in Europa en de Britse democratie. Eerder dat jaar had Beveridge zijn reputatie als ‘vader van de Britse welvaartstaat’ gebruikt om in het door oorlog verwoeste Europa lezingen te geven in Spanje, Noorwegen, Denemarken, Finland en Duitsland.18

In België wordt Beveridge door Les Grandes Conférences Catholiques uitgenodigd om op 16 november in het Paleis van Schone Kunsten te spreken. Deze organisatie nodigt sinds 1931 prominente stemmen uit, ook van buiten de katholieke zuil. De liberale ministers maken zich zorgen dat het prestige van Beveridges lezing de Katholieke Partij ten goede zal komen, aangezien de liberalen op dat moment in een coalitie zetelen met socialisten en communisten en onder druk staan van de katholieke oppositie. Robert Godding, minister van Koloniën, probeert via zijn goede contacten met Brits partijleider Davies tevergeefs Beveridge te overtuigen zijn lezing voor de Belgische Liberale Partij te houden. Beveridge heeft echter weinig oog voor partijpolitieke spelletjes en benadrukt tijdens zijn lezing dat sociale zekerheid een principe is waar alle partijen zouden moeten achter staan. De Liberale Partij huldigt Beveridge vervolgens met een apart erebanket op 19 november in Brussel, in aanwezigheid van alle liberale ministers, waar Motz hem introduceert als ‘de geestelijke vader van het moderne liberalisme’.19

Medaille ter ere van Beveridge naar aanleiding van zijn bezoek aan Gent, 1946 (Beveridge and his Plan, 1954).

Het Beveridge-rapport in handen van het verzet

Beveridge geeft ook lezingen in Gent, Antwerpen en Luik. Zijn lezing in Antwerpen op 20 november, onder de hoede van de Grandes conférences internationales, wordt zelfs opgenomen door het Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep (NIR). Daar erkent hij dat de publicatie van zijn rapport veel Britten het gevoel gaf dat ze niet alleen vochten voor de overwinning op nazi-Duitsland, maar ook voor een betere wereld na de oorlog. Bij zijn buitenlandse bezoeken en lezingen na de oorlog krijgt Beveridge meer dan eens te horen hoe het rapport ook het moreel van verzetsbewegingen in de bezette gebieden opkrikte.20

Het bezoek dat hem in dit verband het meeste bijblijft, is de ontvangst in Gent op 22 november. Nog voor zijn geplande lezing aan de Rijksuniversiteit wordt Beveridge in het Gentse stadhuis plechtig ontvangen door waarnemend socialistisch burgemeester Edward Anseele jr. Anseele herinnert tijdens dit eerbetoon aan de manier waarop het Belgische verzet het Beveridge-rapport bemachtigde via een parachutebezorging door de Royal Air Force. Henri Story, liberaal boegbeeld en verzetsleider in Gent, sprak zijn contacten in Londen aan om een parachutist te sturen, die het boek samen met andere documenten in zijn riem verborgen meenam. Het was dus Story die ervoor zorgde dat het plan in handen kwam van Van Acker, de ondergedoken leider van de clandestiene socialistische partij, en de syndicalist Amédée De Keuleneir, voorman van het socialistische verzet in Gent nadat Anseele jr. vanaf de zomer van 1942 onderdook in het Luikse.21

De liberaal Story was in november 1941 ontslagen uit zijn ambt als schepen door oorlogsburgemeester Hendrik Elias. Hij was een cruciale figuur in verschillende verzetsnetwerken en stond in contact met de Belgische regering in Londen. Hij hielp bijvoorbeeld een door de regering gestuurde agent om via clandestiene socialistische en katholieke vakbondsnetwerken verzetspropaganda te voeren. Story verzorgde uiteindelijk zelf een Franse vertaling van het Beveridge-rapport, waarna De Keuleneir deze overtypte op verschillende exemplaren. Een van deze clandestien getypte exemplaren overhandigt De Keuleneir als socialistisch gemeenteraadslid op 22 november 1946 in het stadhuis plechtig aan Beveridge. Beveridge ontvangt ook een eremedaille van de stad Gent en is diep onder de indruk.22

De Gentse liberale partij onthoofd

De hulde aan Beveridge in het Gentse stadhuis wordt voor Anseele jr. een gelegenheid om een emotioneel eerbetoon aan Story, zijn gewezen collega in het schepencollege, te brengen. Story werd immers in oktober 1943 gearresteerd en stierf in december 1944 in het concentratiekamp van Groß-Rosen.

Verschillende Gentse politici gingen ervan uit dat Story na de oorlog tot waarnemend burgemeester zou worden benoemd. Uiteindelijk was het Anseele jr. die tijdens de bevrijding opnieuw op het toneel verscheen en waarnemend burgemeester werd. Bij de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen, amper twee dagen na de hulde aan Beveridge in het stadhuis, lijdt de Gentse Liberale Partij een zwaar verlies. De verzetsdaden en het tragische overlijden van Story worden in november 1946 niet vertaald in politieke winst. Integendeel, het is de CVP die sterk vooruitgaat.23

Ook jonge Vlaamsgezinde liberalen zoals Albert Maertens engageerden zich in Gent in het verzet, gedreven door een uitgesproken antifascistisch engagement.24 Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Liberaal Vlaams Studentenverbond, opgericht in Gent in 1930, Beveridge met open armen in het Engels verwelkomt in zijn maandblad Neohumanisme. Oud-voorzitter Frans De Hondt was in het verzet actief en overleed net als Story in het concentratiekamp Groß-Rosen. Direct na de oorlog richt de studentenorganisatie zich vooral op economische en internationale vraagstukken. Volgens toenmalig LVSV-voorzitter Paul Janssens toont Beveridges plan aan dat modern liberalisme zich inzet voor alle burgers, niet enkel voor een bepaalde klasse.25

Henri Story (1897-1944) (Liberas).

De vergeten tandem Van Acker-Story

Van Acker leefde in de loop van 1942 een tijd ondergedoken in Gent en werd door Story gerekruteerd voor het inlichtingennetwerk Zero, dat de regering in Londen van informatie voorzag. Volgens Anseele stonden Van Acker, zoon van een mandenmaker, en Story, telg van een familie van liberale textielbaronnen, als verzetslieden in Gent in persoonlijk contact met elkaar over de inhoud van het Beveridge-plan. Beiden zouden een ‘warme vriendschap’ hebben ontwikkeld. Het was de bedoeling dat Van Acker de rol van Story zou overnemen als verbindingspersoon, mocht Story wegvallen, om te voorkomen dat de dynamische Gentse kern van Zero zou worden ontmanteld. Story’s arrestatie betekende echter het effectieve einde van Zero in Gent.26

Van Acker was betrokken bij de clandestiene gesprekken tussen vakbonds- en werkgeversvertegenwoordigers die uiteindelijk geleid hebben tot het ontwerpakkoord van het sociaal pact in 1944. Hoewel het pact het resultaat was van gezamenlijke inspanningen, wordt Van Acker traditioneel gezien als de ‘vader van de sociale zekerheid’. Als minister benadrukte hij bij de besluitwet van december 1944 vooral hoe ‘zijn plan’ verschilde van dat van Beveridge.27

Story was tijdens de bezetting betrokken bij de clandestiene voorbereidingen voor de vernieuwing van de naoorlogse Liberale Partij. Hij was een van de architecten van het tijdens de bezetting opgestelde, vrij gematigde, partijprogramma om na de oorlog mee aan de slag te gaan. Uit de in zijn archief bewaarde notities over het sociaal beleid dat België na de oorlog zou moeten voeren, blijkt dat ook Story niet zonder meer gewonnen was voor de plannen van Beveridge.

Hij was overtuigd van de nood aan een vereenvoudiging en stroomlijning van de bestaande stelsels, vergelijkbaar met wat Beveridge voor het Verenigd Koninkrijk beoogde. Als overtuigd aanhanger van economisch liberalisme en ervaren zakenman en industrieel, was hij echter fel tegen een te grote ‘verstaatsing’ van de sociale zekerheid. Hij verwierp in 1942 het idee, zoals Beveridge in 1944 in zijn publicatie Full Employment in a Free Society stelde, dat de staat volledige tewerkstelling zou kunnen garanderen, en beschouwde dit als een illusie.28 Als Story de oorlog had overleefd, zou hij zich, met zijn gedetailleerde kennis van Beveridges plan en zijn vertaling bij de hand, wellicht niet zomaar hebben laten meeslepen door het enthousiasme van Motz en zijn vertrouwelingen voor de Angelsaksische aanpak.

Terug naar vertrouwd terrein

Een meer traditionele liberale visie op sociaal-economisch beleid - met focus op de fiscale druk op de middenklasse en de ‘spilzucht’ van socialistische bewindvoerders - doet zich in de positionering van de Belgische Liberale Partij al snel weer gelden, met name in de aanloop naar de verkiezingen van 1949.29 Wanneer Beveridge in de vroege jaren 1960 overlijdt, is zijn erfenis voor de Belgische liberalen nog slechts een vage herinnering. In haar oppositiewerk tegen het centrum-linkse rooms-rode beleid, richt de partij zich nu meer op besparingen in de sociale zekerheid dan op de uitbreiding of moreel-filosofische onderbouwing ervan.30 Er is een nieuw ‘neoliberaal’ offensief in de maak, waarbij een nieuwe generatie economen, in het spoor van Friedrich Hayek, voorgoed wil breken met de erfenis van Beveridge en vooral Keynes.

Begin jaren 1980 heeft de jonge voorzitter van de Vlaamse PVV, Guy Verhofstadt, het over de ‘illusie’ van de verzorgingsstaat, met nadruk op de buitensporige kosten, verspilling en bureaucratie die volgens hem inherent zijn aan het systeem. In tegenstelling tot Motz in 1945, kijkt Verhofstadt in 1984 niet naar Londen vanwege Beveridge en Keynes. Hij kijkt naar Londen omdat Margaret Thatcher haar intrek heeft genomen in Downing Street, de ‘Iron Lady’ die zich tot doel stelt radicaal te snijden in de overheidsuitgaven, waaronder de gezondheidszorg. Eens premier, kiest Verhofstadt aan de vooravond van de eenentwintigste eeuw in eigen land voor de middenweg van de ‘actieve welvaartstaat’, met een verlaging van lasten op arbeid en een tewerkstellingspolitiek die probeert zoveel mogelijk burgers (langer) aan het werk te krijgen en minder afhankelijk te maken van sociale uitkeringen.31

Ook vandaag blijft de financiering en inrichting van de sociale zekerheid als basis voor de verzorgingsstaat een belangrijk politiek dossier in zowel Londen als Brussel.

* Deze bijdrage is opgedragen aan Marc D’Hoore (1963-2023), die als historicus belangrijk onderzoek deed naar de vernieuwingsoperaties binnen de Liberale Partij in de twintigste eeuw.

Bronnen, noten en/of referenties

1. José Harris, William Beveridge. A Biography (Oxford: Clarendon Press, 1977) 138, 170,  426, 460-464, 471-472.

2. Social Insurance and Allied Services. Report by Sir William Beveridge (London: His Majesty’s Stationary Officer, 1942), 11; Paul Janssens, ‘Het Plan Beveridge’, in: Neohumanisme, 6, nr. 8 (december 1946): 2-3; Le Soir, 17 november 1946, 3.

3. Janssens, ‘Het Plan Beveridge’, 2-3.

4. Harris, William Beveridge, 435, 472.

5. Harris, William Beveridge, 443, 445; Dirk Verhofstadt, De geschiedenis van het liberalisme (Antwerpen/Gent: Houtekiet/Liberaal Archief, 2017) 169.

6. Social Insurance and Allied Services, 7; De Gentenaar¸18 november 1946, 1; Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, nr. 2 (1 juli 1945), 27.

7. Harris, William Beveridge, 420-421; Verhofstadt, De geschiedenis van het liberalisme, 206-207.

8. Guy Vanthemsche, ‘Inleiding. De betekenis van het Sociaal Pact’, in: Het Sociaal Pact van 1944. Oorsprong, betekenis en gevolgen, eds. Dirk Luyten en Guy Vanthemsche (Brussel: VUBPress, 1995) 27; Rapports de la Commission pour l’Étude des Problèmes d’Après-Guerre (CEPAG) (1941-1944) (Londen: CEPAG, 1944) 100-103.

9. Guy Vanthemsche, De beginjaren van de sociale zekerheid in België (Brussel: VUBPress, 2014) 50-51; Harris, William Beveridge, 413, 417, 460-461; Pierre Vandervorst, ‘Achille Van Acker. Peetvader van de sociale zekerheid’, in: Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, (4e trimester 2014): 408.

10. Dirk Luyten, ‘Het Sociaal Sociaal Pact. 28 december 1944: de ‘geboorte’ van de sociale zekerheid’, in: Belgium WWII, geraadpleegd 25.8.2025. 

11. Vandervorst, ‘Achille Van Acker’, 409; Vanthemsche, De beginjaren van de sociale zekerheid, 56-66.

12. Marc D’Hoore, ‘De liberalen en de totstandkoming van de sociale zekerheid’, in: Vrijheid en Vooruitgang. 175 jaar Liberale Partij in België, eds. Corentin de Salle en Jimmy Koppen (Antwerpen: Eik Uitgeverij, 2021) 129-149; Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, nr. 2 (1 juli 1945): 27-34; Handleiding voor den liberalen voordrachtgever. Wetgevende en provinciale verkiezingen 1936 (Brussel: Liberale Partij, 1946) 27; Harris, William Beveridge, 434, 450.

13. Vandervorst, ‘Achille Van Acker’, 394.

14. Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, nr. 2 (1 juli 1945): 33-34.

15. D’Hoore, ‘De liberalen en de totstandkoming van de sociale zekerheid’, 133, 137.

16. D’Hoore, ‘De liberalen en de totstandkoming van de sociale zekerheid’, 142; Harris, William Beveridge, 446.

17. Ambtelijke Mededeelingen van de Liberale Partij, nr. 12 (juni 1946): 137; Sebastien Baudart, ‘Viering van honderd jaar Liberale Partij’, in: Liberas Stories, 21 mei 2021, geraadpleegd 1.9.2025.

18. Harris, William Beveridge, 465.

19. De Gentenaar, 18 november 1946, 1; Liberas, Archief Robert Godding (archief nr. 19), 4.1.1.5., brief Godding aan Clement Davies, 29.7.1946; Het Laatste Nieuws, 20 november 1946, 2.

20. VRT-archief, GW-P_143_11, opname bezoek Lord Beveridge aan Antwerpen, 20 november 1946; Janet Beveridge, Beveridge and his Plan (Londen: Hodder and Stoughton, 1954) 202-206.

21. Janet Beveridge, Beveridge and his Plan, 206-207; Janet Beveridge, Antipodes Notebook (Londen: Pilot Press, 1949) 90-94; Vooruit, 23 november 1946, 1; Het Laatste Nieuws, 23 november 1946, 1; Le Peuple, 18 december 1944, 1; Rik Hemmerijckx, ‘À la guerre comme à la guerre. Gentse socialisten tussen collaboratie en verzet (1940-1944)’, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 24, nr. 3-4 (1993): 551.

22. Beveridge, Beveridge and his Plan, 206-207; Vooruit, 23 november 1946, 1; Karolien Steen, ‘De schemerzone van een stad in oorlog. De evolutie van het verzet in Gent (1940-1944): van ongestructureerde initiatieven tot georganiseerde verzetsbewegingen’ (doctoraal proefschrift, UGent, 2007), 251-256, 382.

23. Steen, ‘De schemerzone van een stad in oorlog’, 256, 454, 508.

24. Steen, ‘De schemerzone van een stad in oorlog’, 128-129, 583.

25. Paul Janssens, ‘Welcome to Lord Beveridge’, in: Neohumanisme, 6, nr. 7 (november 1945): 1; Kim Descheemaeker en Adriaan Verhulst, ‘Liberaal Vlaams Studentenverbond’, in: Encyclopedie van de Vlaamse beweging, 2023, geraadpleegd 1.9.2025. 

26. Beveridge, Beveridge and his Plan, 207; Bart D’hondt, Inventaris van het archief van Henri Story (1897-1944) (Gent: Liberaal Archief, 1994) 23; ‘Gemeenteraad van 4 juni 1945’, in: Gemeenteblad. Stad Gent, 147; Steen, ‘De schemerzone van een stad in oorlog’, 253, 381-383; Informatie uit notities van prof. em. dr. Luc François op basis van dossier Van Acker in de archieven van de Veiligheid van de Staat (VSSE) met betrekking tot de inlichtings- en actiediensten (CegeSoma).

27. Le Peuple, 18 december 1944, 1.

28. Liberas, Archief Henri Story, (archief nr. 4), 4.5.2, Nota betreffende de sociale zekerheid, s.d. en 4.5.6, Nota betreffende de sociale politiek, augustus-december 1942. Zie ook D’hondt, Inventaris van het archief van Henri Story, 24 en D’Hoore, ‘De liberalen en de totstandkoming van de sociale zekerheid’, 134.

29. Liberas, Archief Liberale Partij/Parti Libéral - Partij voor Vrijheid en Vooruitang (PVV/ Parti de la Liberté et du Progrès (PLP), 29, viering van honderd jaar liberaal bestuur in Tienen op 12.9.1948, 3.

30. Kristof Smeyers en Erik Buyst, Het gestolde land. Een economische geschiedenis van België (Kalmthout: Polis, 2016) 184-185; Kim Descheemaeker, ‘De Liberale Partij en het vrije ondernemen’, in: Liberas Stories, 2021, geraadpleegd 25.8.2025.

31. Verhofstadt, De geschiedenis van het liberalisme, 316-318; René De Preter, De onzichtbare hand boven België. Een economische geschiedenis (Antwerpen: Garant, 2016), 37-38, 307.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Christoph De Spiegeleer, "‘Welcome to Lord Beveridge’. De liberale omarming van de verzorgingsstaat (1945-1946)*", Liberas Stories, laatst gewijzigd 16/10/2025.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op