Hoste en Maertens worden ondervoorzitter in het vernieuwde bestuur. De taak van voorzitter laten zij voorlopig in handen van August Wouters, die deze functie ook voor de oorlog uitoefende. Eind 1947 wordt Albert Maertens zelf voorzitter en in 1962 geeft hij de fakkel door aan August De Winter. De laatste voorzitter (vanaf 1966) is René Bützler. Voor de eerste bijeenkomsten vindt de vereniging onderdak in de traditionele Brusselse vergaderlokalen zoals het gebouw van het Willemsfonds op de Emile Jacqmainlaan of in Aux Armes des Brasseurs op de Anspachlaan. In 1952 krijgt de Vooruitstrevende Liberale Volksbond een eigen gebouw en vaste stek in de Circusstraat.6
De werking van de Vooruitstrevende Liberale Volksbond is van bij het begin wijd vertakt. Onder de vleugels van de bond werken een ziekenfonds, een syndicaat, een vrouwenafdeling, een toneelbond en een toeristische club. Na 1945 wenst de vereniging vooral als een koepelorganisatie te fungeren voor het socio-culturele leven van de liberale Brusselse Vlamingen.7 Het belangrijkste onderdeel vormt het ziekenfonds De Blauwe Bloem, in de volksmond ook wel eens de ‘ziekenbond van J. Hoste’ genoemd. Het aantal aangesloten leden stijgt zienderogen: in 1940 noteert De Blauwe Bloem 873 leden, in 1948 overschrijdt de ‘ziekenbond’ de kaap van 1000 leden, in 1952 was dit aantal verdrievoudigd, in 1954 was er sprake van bijna 4000 leden en nog eens vijftien jaar later wordt de drempel van 10000 aangeslotenen overschreden. Ondanks deze groei wijst men er bij herhaling op dat de ledenwerving de nodige inspanningen vergt. In de praktijk is er immers een groot ledenverloop omdat in die jaren veel Vlamingen hun geluk in de hoofdstad komen beproeven maar al even vlug Brussel verlaten als ze vaststellen dat het niet lukt om daar een nieuw leven op te bouwen.8
De vrouwelijke leden, meestal echtgenotes van mannelijke leden van de Vooruitstrevende Liberale Volksbond, groeperen zich vanaf 1947 in de onderafdeling De Linde. Het ledenaantal gaat van 129 in 1949 naar 165 in 1952. De kern van de werking bestaat uit liefdadigheid en sociale werken zoals de organisatie van Sinterklaasfeesten en de bezorging van pakketten met babyspullen voor pasgeborenen. Het is geen sinecure om de werking draaiende te houden en in de jaren 1950 deemstert De Linde weg. Een gelijkaardig lot is de zogenaamde jeugdafdeling beschoren, die nooit echt van de grond komt. De toeristische afdeling organiseert gedurende enkele jaren uitstappen in eigen land of het dichte buitenland, maar ingehaald door de tijdgeest dooft ook dit initiatief uit. De aanvankelijke plannen om, net zoals voor de oorlog, een syndicale werking uit te bouwen, kunnen niet worden gerealiseerd. Er zijn een paar voorzichtige maar uiteindelijk weinig vruchtbare contacten tussen het bestuur van de Vooruitstrevende Liberale Volksbond en de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB).
De naoorlogse Vooruitstrevende Liberale Volksbond hecht veel belang aan de netwerkfunctie. Na 1945 vestigen veel Vlamingen zich in de hoofdstad die ervoor openstaan om nieuwe mensen te leren kennen. Dankzij ontspanning en ontmoeting met gelijkgezinden kunnen de banden tussen de nieuwe inwoners worden versterkt en is het mogelijk de Nederlandstaligen in Brussel in liberale hoek te krijgen, aldus het bestuur. Sociaal dienstbetoon aan deze nieuwe inwoners staat eveneens hoog op de agenda.9 De bond organiseert een tijdlang bijeenkomsten op dinsdagavond met ontspanning (film, toneel) en met af en toe een politieke spreker (Frans Grootjans, Willy De Clercq in 1955). Er is ook een jaarlijks zogenaamd ‘Blauw bal’ en een 1 Meifeest.