Aan Nederlandstalige zijde wordt de roep om een Vlaams liberalisme luider, met in 1913 de oprichting van het Liberaal Vlaams Verbond (LVV). Voor een groep Franstalige liberalen met oog voor de belangen van de eigen taalgroep, lijkt dit een geschikt ogenblik om zich te profileren binnen de unitaire Liberale Partij. De Entente Libérale Wallone (opgericht op 21 juni 1937) verenigt de liberale federaties, mutualiteiten, vrouwenorganisaties en jeugdafdelingen uit Wallonië. De groep profileert zich als tegenhanger van het LVV. Anders dan het LVV (dat tot op heden nog in werking is) zet de Entente haar werking stop in 1970.
Doorheen de geschiedenis spelen de Franstalige Brusselse liberalen als groep eveneens een belangrijke rol. De sterkhouders van de Parti Libéral wonen in de hoofdstad en zetten er de lijnen uit. Tot bij de totstandkoming van de Franstalige PLP in 1972 weegt de Brusselse afdeling heel zwaar door.
Tot diep in de jaren 1950 leveren de Franstalige liberalen politici die hun stempel drukken op het liberalisme in België en bij uitbreiding in de Belgische politiek: Walthère Frère-Orban (Luik), Charles Rogier (Luik, Brussel), Paul Hymans (Brussel), Albert Devèze (Brussel), Paul-Emile Janson (Brussel), Adolphe Max (Brussel), Auguste Buisseret (Luik), Jean Rey (Luik) om er maar enkele te noemen. Eenmaal de partij gestructureerder is (kort na de Eerste Wereldoorlog), zijn het ook vooral Franstaligen die leiding geven aan de partij (al heeft in de liberale traditie de voorzitter niet meteen alles voor het zeggen tot aan de Tweede Wereldoorlog). Het zijn andermaal vooral Franstalige liberale Brusselaars die in de twintigste eeuw het voorzitterschap krijgen toegewezen (Albert Devèze, Octave Dierckx, Victor de Laveleye, Roger Motz). Emile Coulonvaux (Dinant, voorzitter 1937-1940) en Maurice Destenay (Luik, 1954-1958) vormen uitzonderingen op de regel.