Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.
Perspectief

De liberale partijen in België: zusterpartijen?

De communautaire breuklijn in het België van de jaren 1960 veroorzaakt verdeeldheid binnen de politieke families en leidt tot de splitsing van partijen. Zo worden in 1972 de PVV en de PLP-W opgericht. Vandaag zijn Open Vld en MR de erfgenamen van de Liberale Partij. Maar hoe evolueert de fundamentele verwantschap tussen beide liberale zusterpartijen?

Benjamin Biard*
1 september 2023

Terwijl de Liberale Partij de oudste partij van België en een van de oudste van Europa is, maakt ze aan het begin van de jaren 1970 een grote splitsing door tegen een achtergrond van communautaire spanningen. Daarmee volgt de partij de beweging die de christendemocratische partij (CVP-PSC) een aantal jaren eerder op gang trok.1 Nieuwe partijformaties ontstaan en dragen bij tot de fragmentatie van het Belgische partijlandschap. Hoewel ze traditioneel “zusterpartijen” genoemd worden, evolueren ze volledig los van elkaar. Toch behouden ze bevoorrechte relaties. Op basis van een groot corpus van archieven en 29 gesprekken met (voormalige) liberale partijfunctionarissen en/of mandatarissen, schetst dit artikel2 een historisch overzicht van de unitaire ontwikkeling van de Liberale Partij en haar latere splitsing. Vervolgens worden de gelijkenissen en verschillen tussen de erfgenamen van de oorspronkelijke partij en hun huidige onderlinge relaties onderzocht.

Ontstaan en ontwikkeling van een unitaire liberale partij

De politieke periode die volgt op de Belgische onafhankelijkheid wordt gekenmerkt door het unionisme tussen de katholieke en liberale krachten. Wanneer Nederland echter met de ondertekening van het Verdrag der XXIV Artikelen in 1839 de onafhankelijkheid van de nieuwe staat erkent, groeien de spanningen tussen deze twee politieke stromingen. Die spanningen komen in de eerste plaats tot uiting rond de filosofisch-religieuze breuklijn: terwijl de liberalen pleiten voor een strikte scheiding van Kerk en staat en voorstander zijn van een neutrale lekenstraat, verdedigen de katholieken de suprematie van de Kerk binnen de maatschappij. In deze context van afbrokkeling van het unionisme ervaart de liberale stroming (die op dat moment georganiseerd is in de vorm van kiezersverenigingen) de nood om een politieke partij op te richten. Bijgevolg organiseert de Alliance libérale de Bruxelles op 14 juni 1846 een congres in de gotische zaal van het stadhuis van Brussel. Aan het einde van dit congres wordt de Liberale Partij opgericht. Het is de eerste politieke partij in de geschiedenis van België.

De Liberale Partij organiseert zich op nationale basis en voorziet zichzelf meteen van een naam, een gezamenlijke visie, een identiteit en een programma. Dat programma, grotendeels opgesteld door Walthère Frère-Orban, beperkt zich tot zes artikelen, die voorzien in de uitbreiding van het kiezerskorps3, de effectieve onafhankelijkheid van de burgerlijke macht, de organisatie van openbaar onderwijs voor alle opleidingsniveaus, de intrekking van wetten die als reactionair worden beschouwd, de verhoging van het aantal parlementsleden en de verbetering van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de armen. Al gauw ontplooit de Liberale Partij zich tot een onontkoombare speler in het politieke landschap.

Pamflet van de Liberale Partij voor de verkiezingen voor de Kamer en de Senaat in het arrondissement Gent-Eeklo op 27 mei 1900.

Hoewel ze er meerdere malen in slaagt een absolute meerderheid te behalen en homogene regeringen te vormen, verdwijnt ze ei zo na in de jaren 1890, nadat in 1893 het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen en de stemplicht worden ingevoerd. Deze crisis die de Liberale Partij doormaakt, moet ook worden gezien in het licht van interne strubbelingen die de partij al vele jaren teisteren, met de strijd tussen een progressieve (radicale) stroming en een stroming die vasthoudt aan het economische liberalisme (de doctrinaire stroming). In 1887 vond er zelfs een scheuring plaats onder impuls van Paul Janson, die de Parti libéral progressiste (PLP)4 oprichtte.

Dankzij de invoering van de evenredige vertegenwoordiging in 1899 kan de Liberale Partij weer overeind krabbelen. Door de bijzonder sterke positie van de Katholieke Partij en een Belgische Werkliedenpartij (BWP) in volle groei, slagen de liberalen er echter niet in hun overwicht van weleer te herstellen. Na de Eerste Wereldoorlog ziet de Liberale Partij zich genoodzaakt een nieuwe status aan te nemen: die van ondersteunende partij. Ondanks de relatief bescheiden verkiezingsresultaten wordt de partij zo goed als incontournable in de opeenvolgende regeringscoalities.

Omer Vanaudenhove houdt een toespraak voor de PVV-afdeling in Ieper, ca. 1961-1969.

Na de bezegeling van het Schoolpact op 20 november 1958 dooft de filosofisch-religieuze breuklijn uit. Bijgevolg besluit de Liberale Partij zich vanaf de herfst van 1961 open te stellen voor katholieke prominenten en kiezers. Onder impuls van Omer Vanaudenhove ondergaat de partij een transformatie en vervelt ze tot de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang/Parti de la liberté et du progrès (PVV/PLP). Deze evolutie zorgt ook voor een profilering van de partij als verdediger van de Belgische eenheid en voor duidelijkere standpunten als voorvechter van een economisch liberalisme, voor een vermindering van de fiscale druk en voor een kleinere rol voor de staat. Vanaf deze periode weet de partij een groter deel van de kiezers te verleiden en verwerft ze een nieuwe status in het partijlandschap.

De splitsing

De communautaire breuklijn speelt een ongeziene rol in de Belgische politieke context van de jaren 1960 en veroorzaakt een verdeeldheid die zich niet (of niet alleen) tussen de bestaande politieke families manifesteert, maar binnenin deze politieke families. De Liberale Partij, die al onderdak bood aan een Liberaal Vlaams Verbond (LVV) en een Entente libérale wallonne, vormt hierop geen uitzondering.

De verkiezingen van 31 maart 1968, die - vooral in Vlaanderen - tegenvallen voor de liberalen, vormen het startschot voor de fragmentering van de liberale familie. De Vlaamse liberalen wijzen voor deze mislukking op de verantwoordelijkheid van voorzitter Omer Vanaudenhove, en meer bepaald zijn unitaristische strategie tijdens de campagne. De centrifugale krachten laten vanaf nu duidelijk van zich horen. Bijgevolg wordt op 2 april 1969 besloten dat de Waalse en Vlaamse federaties van de partij voortaan afzonderlijke vergaderingen kunnen houden.

Affiche naar aanleiding van een ledenwervingscampagne door de Parti Libéral Bruxellois, [1974].

De interne spanningen bereiken hun kookpunt op 9 juni 1970, wanneer de Senaat op het punt staat te stemmen voor de institutionele hervorming, uitgetekend door de regering-Eyskens IV (een coalitie tussen de socialisten, christendemocraten en liberalen). Het concrete twistpunt is de bepaling die voorstelt om het Brussels Gewest te beperken tot 19 gemeenten, een bepaling die wordt gesteund door de Vlaamse liberalen maar niet door de Franstalige.5 Daags na de stemming in de Senaat scheurt de Brusselse federatie zich af van de PVV/PLP en richt ze de PLP de la région bruxelloise op, met Albert Demuyter als voorzitter.

Deze centrifugale beweging versterkt zich verder in de lente van 1971, wanneer de Vlaamse en Franstalige federaties zich respectievelijk op 8 mei en 13 juni in zelfstandige vleugels organiseren. De facto betekent dit de splitsing van de partij. De liberalen komen nog met unitaire lijsten op voor de parlementsverkiezingen van 7 november 1971, maar dat is meteen de laatste keer. In Brussel komen de liberalen met maar liefst drie verschillende lijsten op. Deze opeenvolging van turbulenties breekt de liberalen zuur op, aangezien ze er duidelijk op achteruitgaan bij deze verkiezingen.

Uiteindelijk zien de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) en de Parti de la liberté et du progrès wallon (PLP-W) officieel het levenslicht op respectievelijk 5-7 mei en 27-28 mei 1972. Hoewel de nationale partij zichzelf tot 1977 in leven houdt, vormt ze grotendeels een lege doos. Het is wachten tot 19 mei 1979 voordat de Franstalige (Waalse en Brusselse) liberalen zich herenigen onder impuls van Jean Gol en de Parti réformateur libéral (PRL) oprichten.

Vandaag zijn de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open Vld) en de Mouvement réformateur (MR) de erfgenamen van de Liberale Partij die iets meer dan 175 jaar geleden werd opgericht.6

Open VLD en  MR: zusterpartijen?

Sinds de splitsing van de unitaire partij worden de Belgische liberale partijen vaak voorgesteld als zusterpartijen, namelijk formaties die dezelfde ideologie delen (te begrijpen als een basis van gedeelde principes en waarden), met een gemeenschappelijke geschiedenis, en die mogelijk kunnen samenwerken op het nationale en/of internationale toneel7. De historische banden zijn uiteraard onbetwistbaar, maar er zijn nog minstens drie andere indicatoren die meer inzicht verschaffen in de fundamentele verwantschap tussen beide partijen: hun electoraal traject en hun verhouding tot de macht, de kenmerken van hun respectieve kiespubliek, en tot slot hun ideologisch profiel.

Een eerste vaststelling is dat Open Vld en MR niet systematisch eenzelfde electoraal traject volgen. Beide liberale partijen gaan er wel op vooruit bij de parlementsverkiezingen van 1981, 1995, 2003 en 2014, en ze gaan er ook allebei op achteruit in 1977, 2010 en 2019. Maar bij de andere nationale verkiezingen presteren ze verschillend: als de ene wint, gaat de andere erop achteruit. Daarnaast valt op te merken dat hoewel beide partijen in 2003 een overwinning delen (ze halen dan beide hun beste score), ze hun electorale dieptepunten op andere tijdstippen bereiken: in 1978 voor de Franstalige liberale partij (met 6,0%), en in 1977 en 2019 voor de Vlaamse liberale partij (met 8,5%). Ondanks deze electorale verschillen, zetelen Open Vld en MR systematisch samen in de regering op het nationale niveau, of belanden ze er samen in de oppositie. Dat is echter niet het geval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar veel vaker spanningen tussen de liberalen opdoken als gevolg van verschillende machtsverhoudingen.

Vervolgens kunnen we dankzij de electorale sociologie het profiel van de liberale kiezers schetsen. Terwijl de Liberale Partij zich historisch gezien ontwikkeld heeft als reactie tegen de katholieken, verklaart de meerderheid van zowel de MR- als de Open VLld-kiezers zich nu katholiek (het aandeel kiezers dat zichzelf als katholiek omschrijft, leunt dicht aan tegen het nationale gemiddelde, gestabiliseerd op 54%).8 Daarnaast scoren beide partijen doorgaans het beste bij de categorie kiezers met een diploma hoger onderwijs.9 Ten slotte is het liberale kiezerspubliek overwegend mannelijk.10 De enige variabele die niet door beide partijen wordt gedeeld, is die van het leeftijdsprofiel. Jongeren zijn ondervertegenwoordigd en ouderen zijn oververtegenwoordigd onder de MR-kiezers; bij Open Vld is het net omgekeerd.11

Ten slotte delen Open Vld en MR eenzelfde ideologie en gemeenschappelijke waarden. Deze ideologische verwantschap kan zowel kwantitatief als kwalitatief bestudeerd worden. Vanuit een kwantitatief standpunt toont een analyse van de programma’s (in de database van het Manifesto Project12) dat de thema’s die ze op de voorgrond plaatsen vrij gelijkaardig zijn.13 Ook vanuit kwalitatief standpunt blijkt uit de gevoerde gesprekken dat Open Vld en MR vandaag op thematisch vlak nergens ver van elkaar verwijderd liggen. Wel op te merken, is een verschil in gevoeligheden, bijvoorbeeld op het vlak van ethische kwesties. Dit is onder meer te verklaren door verschillende sociaalpolitieke en economische contexten. Hoewel bij beide partijen een vrije stemming geldt met betrekking tot deze kwesties, tonen de Franstalige verkozenen zich over het algemeen genuanceerder dan hun Nederlandstalige tegenhangers als het gaat om thema’s zoals abortus of euthanasie. Bovendien kunnen sommige stellingnames variëren doorheen de tijd. In het verleden was er bijvoorbeeld een scherp contrast tussen de standpunten van de Vlaamse en Franstalige liberalen op communautair vlak. Dat lijkt nu niet langer het geval te zijn. verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in meer dan 50 landen.

De huidige relaties tussen Open Vld en MR

De banden die de liberale partijen de laatste jaren met elkaar onderhouden, kunnen worden geanalyseerd op verschillende niveaus, maar ook op verschillende momenten van het politieke leven.

Ten eerste: sinds de effectieve splitsing van de unitaire partij zijn er bijzonder weinig formele en officiële ontmoetingen tussen Open Vld en MR als liberale partijen. Er zijn daarentegen heel wat ontmoetingen in een informele context. Ze hangen in grote mate af van de verschillende persoonlijkheden en hun onderlinge verstandhouding, of het nu gaat om de partijvoorzitters, de directeurs van de studiediensten, de regeringsleden, parlementsleden of hun medewerkers. Het is op lokaal niveau in Brussel dat we de laatste structuren terugvinden die de liberalen verenigen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is het bijvoorbeeld niet uitzonderlijk om Open Vld-kandidaten op een MR-lijst of een lijst van de burgemeester (vaak MR) te vinden. Soms geeft dit aanleiding tot de oprichting van gemeenschappelijke politieke fracties in de gemeenteraad, zoals in Brussel-Stad.

Ten tweede: behalve voor de gemeenschappelijke deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen in het Brussels Gewest, werken de liberalen weinig samen tijdens kiescampagnes. Hooguit proberen ze verenigd over te komen voor communicatiedoeleinden. Bij de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers bijvoorbeeld hebben de liberalen nog nooit een gemeenschappelijke lijst ingediend in de Brusselse hoofdstedelijke kieskring, in tegenstelling tot de socialistische of groene partijen. Na afloop van de verkiezingen wordt er echter intensief samengewerkt bij de onderhandelingen voor de federale regeringsvorming. Het is overigens niet uitzonderlijk dat de liberalen op dit niveau hun lot aan elkaar verbinden, door de deelname van de zusterpartij als voorwaarde te stellen voor hun eigen deelname aan de regering. Voor de Brusselse regering daarentegen, hebben we eerder al vermeld dat dit doorgaans niet mogelijk was.

Ten derde: de liberale partijen hebben gedurende vele jaren na de splitsing dezelfde studiedienst (het Paul Hymans Centrum) behouden. Deze gemeenschappelijke studiedienst had als opdracht de partijen en de acties van de parlementsleden te ondersteunen. Als het centrum er in de jaren 1990 steeds verder op achteruitgaat, besluiten de raad van bestuur en algemene vergadering op 27 november 2001 over te gaan tot de ontbinding ervan. Enkele jaren later richten zowel Open Vld als MR hun eigen studiedienst op. De samenwerking tussen beide diensten blijkt echter zeer beperkt (met als noemenswaardige uitzondering de redactie van een gezamenlijke uitgave voor de 175ste verjaardag van de partij in 202114).

Ten vierde: er zijn tal van samenwerkingsverbanden tussen de liberalen in de parlementaire arena’s. Op federaal niveau worden aldus heel wat teksten door zowel MR- als Open Vld-verkozenen ondertekend. En het hoeft ook niet te verbazen dat de liberalen doorgaans op dezelfde manier stemmen in het federale parlement. In tegenstelling tot de groenen zetelen ze echter in afzonderlijke politieke fracties in de Kamer en de Senaat. Er zijn de afgelopen jaren wel verschillende pogingen tot hereniging van deze parlementaire fracties ondernomen, maar ze hebben tot niets geleid.

Ten vijfde: ook al is het slechts een gewoonte of een traditie, toch nemen de Nederlandstalige liberale kabinetten systematisch MR-medewerkers op, en omgekeerd. Deze personen oefenen soms zelfs de functie van (adjunct-)kabinetschef uit. Voor deze uitwisseling kunnen verschillende verklaringen worden aangehaald: beschikken over expertise in bepaalde sectoren, netwerken uitbreiden, een bijzondere regiogebonden gevoeligheid in huis halen, of nog het faciliteren van de contacten met de media of met vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld aan de andere kant van de taalgrens.

Ten zesde: het internationale toneel is bevorderlijk voor de versterking van de banden tussen de liberalen. In het Europees Parlement zetelen ze in dezelfde politieke fractie: Renew Europe. De Belgische Europarlementariërs delen bovendien gemeenschappelijke verantwoordelijkheden in die fractie. Ze zijn bijvoorbeeld allemaal lid van het bureau van Renew Europe. Nog concreter is er ook de samenwerking tussen de liberale parlementsleden en/of hun respectieve medewerkers, die als zeer intens bekendstaat. Het dient opgemerkt dat de relaties tussen de Open Vld- en MR-jongeren ook het sterkst zijn op het Europese niveau, en dan voornamelijk via de European Liberal Youth (LYMEC).

Ten slotte lijken politieke aanstellingen en benoemingen niet de momenten waarop de samenwerking tussen de liberalen op zijn sterkst is. De recente aanstelling door Open Vld van Alexia Bertrand, Brusselse MR-verkozene, als federaal staatssecretaris, toonde zelfs eerder de concurrentie dan de samenwerking die kan bestaan tussen beide liberale partijen.

Tot slot ...

Hoewel de gemeenschappelijke structuren de neiging hebben om mettertijd te verdwijnen, onderhouden de erfgenamen van de Liberale Partij toch nog altijd relaties. Die relaties zijn echter vooral informeel van aard en variëren al naargelang de betrokken personen en de politieke context in tijd en ruimte. Bovendien, en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, lijken de vrijmetselarij en de sociale actoren van de liberale zuil (ziekenfonds en vakbond) geen essentiële structuren voor de toenadering (of vergroting van de afstand) tussen beide partijen te vormen.

Aan de vooravond van een intens verkiezingsjaar proberen de voorzitters van Open Vld en MR de liberale eenheid in de verf te zetten. Verschillende situaties hebben echter toegelaten de werkelijke aard van de verstandhouding tussen de twee partijen van dichtbij te bekijken. De Vlaamse liberale partij lijkt het overigens slechter dan ooit te doen in de peilingen15. Een analyse van de geleverde inspanningen gedurende de komende maanden zal het ongetwijfeld mogelijk maken een nog preciezer beeld te krijgen van de relaties tussen de twee zusterpartijen.

Bronnen, noten en/of referenties

* Benjamin Biard is onderzoeker bij het Centre de recherche et d’information socio-politiques (CRISP) en gastdocent aan de UCLouvain. Zijn voornaamste onderzoeksdomeinen zijn het Belgische politieke leven, de politieke partijen, de democratie en extreem rechts. 

1. B. Biard, “Les partis frères en Belgique: les relations entre le CDH et le CD&V”, in: Courrier hebdomadaire, CRISP, nr. 2467-2468, 2020.

2. Dit artikel is een gecondenseerde versie van het uitgebreide artikel B. Biard, “Les partis frères en Belgique: les relations entre le MR et l’Open VLD”, in: Courrier hebdomadaire, CRISP, nr. 2536-2537, 2022.

3. Door het cijnskiesrecht beschikte in die periode slechts 1,1% van de bevolking over stemrecht.

4. Beide fracties worden evenwel herenigd op 21 december 1890 onder impuls van Paul Hymans.

5. Lees hierover ook M. D’Hoore, “Du PLP-PVV au PRL FDF. I. 1961-1992”, in: Courrier hebdomadaire, CRISP, nr. 1554-1555, 1997, p. 10-11.

6. Voor meer informatie over de naamsveranderingen van de Belgische politieke partijen sinds begin jaren 1990, verwijzen we de lezer door naar B. Biard, “Pourquoi les partis politiques belges changent-ils de nom?”, in: Les @nalyses du CRISP en ligne, 12 mei 2022, www.crisp.be.

7. CRISP, “Famille politique”, in: Vocabulaire politique. www.vocabulairepolitique.be. 

8. K. Deschouwer, J.-B. Pilet, É. Van Haute, “Party Families in a Split Party System”, in: K. Deschouwer (dir.), Mind the Gap. Political Participation and Representation in Belgium (Londen : ECPR Press, 2017) 101.

9. J.-B. Pilet, A. Kern, M. Gallina, J. Lefevere, K. Deschouwer, P. Baudewyns, “Introduction. Les principaux chiffres et tendances des élections du 26 mai 2019”, in: J.-B. Pilet, P. Baudewyns, K. Deschouwer, A. Kern, J. Lefevere (dir.), Les Belges haussent leur voix. Une analyse des comportements électoraux du 26 mai 2019 (Louvain-la-Neuve: Presses universitaires de Louvain, 2020) 20-24.

10. Ibidem.

11. Ibidem.

12. Database gebaseerd op de kwantitatieve analyse van de inhoud van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in meer dan 50 landen.

13. B. Biard, “Les partis frères en Belgique: les relations entre le MR et l’Open VLD”, in: Courrier hebdomadaire, CRISP, nr. 2536-2537, 2022, p. 61.

14. C. De Salle, J. Koppen (dir.), Liberté et progrès. Les 175 ans du Parti libéral en Belgique (Paris: Jourdan, 2021).

15. In een peiling van IPSOS die op 9 juni 2023 gepubliceerd werd, haalde Open VLD 8,3% van de kiesintenties in Vlaanderen.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Benjamin Biard*, "De liberale partijen in België: zusterpartijen?", Liberas Stories, laatst gewijzigd 21/03/2024.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op