Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.

Ik ga akkoord liever niet.
Perspectief

Belevenissen van een kiezer anno 1848

In 1848 trekt de Gentse kiezer niet minder dan zes keer richting stemlokaal, of hoe de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Senaat, gemeenteraad, provincieraad en burgerwacht na de grondwetswijziging van 1848 opnieuw werden bevolkt.

Bart D’hondt
12 maart 2024

Mijn naam is Louis Minard en ik werd geboren in Gent op 7 juni 1801. Vader was stafofficier in het Franse leger en ik kon studeren aan de Gentse Tekenacademie, waar ik in 1827 het diploma van architect behaalde. Ik bouwde een mooie loopbaan uit, zette een unieke eclectische woning neer aan de Huidevettershoek en mocht in 1847 mijn pronkstuk onthullen: de Minardschouwburg, waarin de daaropvolgende anderhalve eeuw het volkstoneel een ereplaats kreeg. Door mijn inkomen, en een tweede huwelijk met de dochter van een gefortuneerde industrieel, Maria Van Hoorebeke, was ik verzekerd van een vaste plek op de Gentse kiezerslijsten. En in 1848 ondervond ik dat meer dan ooit.1

Een woelig jaar

1848 is geen gewoon jaar. Sinds 1844 woedt in heel Europa een voedselcrisis als gevolg van de aardappelziekte. Ierland wordt met een miljoen doden het zwaarst getroffen, ook in Vlaanderen sterven vijftigduizend mensen de hongerdood of aan de gevolgen van cholera en tyfus. Van een sociaal vangnet is nog helemaal geen sprake en de sfeer wordt met het verstrijken van de tijd steeds grimmiger.2 Op 23 februari 1848 breekt in Frankrijk een opstand uit en koning Louis-Philippe, de schoonvader van Leopold I, wordt afgezet. Alphonse de Lamartine roept de Tweede Republiek uit, maar na een conflict tussen de radicale socialisten van Louis Blanc en de conservatieven van de Lamartine, met een falend sociaal beleid als gevolg, slaat de vlam opnieuw in de pan. In Parijs breekt op 23 juni 1848 een arbeidersrevolte uit, die na enkele dagen bloedig wordt onderdrukt. In november krijgt de Tweede Republiek uiteindelijk een grondwet en in december wordt Louis Napoleon Bonaparte, neef van de voormalige keizer Napoleon, president.3 Ook in de Duitse Bond, Pruisen, Oostenrijk, Hongarije, Zweden, Denemarken en het Italiaanse schiereiland wordt de bestaande orde gewapen­der­hand aangevochten. Nederland kan, onder liberaal minister-president Johan Rudolph Thorbecke, de schade beperken en zet zijn eerste stappen richting parlementaire democratie.4

In België wordt nerveus toegekeken. ‘Als het regent in Parijs, dan druppelt het in Brussel’, vreest de burgerij. Op 25 januari publiceren Karl Marx en Friedrich Engels in Brussel het Communistisch Manifest, dat met ‘Proletariërs aller landen, verenigt u’ de meest revolutionaire slagzin uit de geschiedenis lanceert. Op 29 maart valt een Belgisch legioen bij het Frans-Belgische grensstadje Risquons-Tout het land binnen, een onderneming die bij voorbaat tot mislukken is gedoemd, maar in sommige kringen paniek zaait.

Lucien Jottrand (Liberas)

De regering, onder leiding van liberaal premier Charles Rogier, houdt het hoofd koel en reageert, net als Thorbecke in Nederland, proactief. Er worden aan sneltempo democratiserende wetten aangenomen. De persvrijheid krijgt een boost door de afschaffing van het dagbladzegel, ambtenaren worden gebannen uit het parlement en de kieswet wordt aangepast.5 Algemeen stemrecht, zoals de Franse Tweede Republiek had geïntroduceerd, gaat voor Rogier nog veel te ver. Ook de Belgische advocaat Lucien Jottrand en zijn aanhangers lanceren een dergelijke oproep en stellen algemeen enkelvoudig stemrecht voor zowel mannen als vrouwen voor, maar daarmee zijn ze hun tijd duidelijk meer dan een eeuw voor.6 Rogier past de kieswet in maart 1848 heel gebalanceerd aan zodat de contestatie stilletjes verdwijnt. De kiescijns (de belasting die mannen moeten betalen om in aanmerking te komen voor stemrecht) wordt tot het grondwettelijk minimum herleid, waardoor het aantal kiezers in één klap verdubbelt. Dit betreft echter nog altijd slechts een 80.000-tal mannen of twee procent van de Belgen. Om die nieuwe wet te kunnen toepassen, worden alle assemblees ontbonden en volgen er volledige verkiezingen voor het parlement, de provincieraad en de gemeenteraad, alsook voor de burgerwacht, die eveneens een nieuw regime krijgt.7

Partituur van de Vlaamse Leeuw, uitgegeven in 1914 in Amsterdam, als huldeblijk voor de Vlaamse soldaten aan de IJzer (Liberas).

Ondertussen in Gent

In Gent lijkt 1848 aanvankelijk een jaar zoals alle andere te worden.8 Het liberale stadsbestuur van burgemeester Constant de Kerchove de Denterghem overschouwt een aantal grote en prestigieuze openbare werken zoals de bouw van een nieuw Zuidstation, de arbeidscité De Vreese op de Blandijnberg en een gevangenis aan de Nieuwe Wandeling. Resterende werkloosheid wordt opgevangen door de start van de afbraakwerken van het oude Spanjaardenkasteel in het oosten van de stad. De groeiende verdraagzaamheid wordt gesymboliseerd door de vergunning om een joods kerkhof in te richten op de Zuiderbegraafplaats aan de Ottergemse Dries. Ook voor Louis Minard lijkt het een uitstekend jaar te worden, wanneer de naar hem genoemde schouwburg in gebruik wordt genomen. Op 27 februari wordt er, na een voorstelling door de toneelmaatschappij Broedermin en Taalijver, voor de allereerste keer De Vlaamsche Leeuw gezongen, een pas geschreven lied van Hippoliet Van Peene (tekst) en Karel Miry (muziek).9 De aanwezigen beseffen niet dat dit in de daaropvolgende anderhalve eeuw het strijdlied bij uitstek van de Vlaamse beweging zal worden.

Toch is er ook onrust. In januari duiken her en der de republikeinen van Lucien Jottrand, Charles Spilthoorn, Jacob Kats en Jan Pellering op. Ze organiseren meetings in verschillende zalen in de stad en propageren er de ideeën van Franse revolutionairen zoals Louis Blanc. Op die meetings wordt in maart ook steun uitgesproken voor de vele families van de slachtoffers van de Februari­revolutie in Parijs. Op initiatief van Hippolyte Metdepenningen opent de republikeinse krant Messager de Gand een intekenlijst voor die steun en onder de eerste intekenaars bevinden zich progressieve zwaargewichten zoals François Huet, Gustave Callier, Paul Voituron, Cesar Fredericq en Emile de Laveleye. De gemoederen raken echter verhit en de eerste ruiten sneuvelen. Bij onlusten op de Kouter, op de Vrijdagmarkt en bij het Jezuïetenklooster in Onderbergen worden de gendarmerie en het leger ingezet. Het stadsbestuur vaardigt noodgedwongen een samenscholings­verbod uit en voert een avondklok in. Na een maand van stijgende onrust loopt het helemaal uit de hand. Dagenlange kat-en-muisspelletjes tussen ordetroepen en republikeinse betogers eindigen op 1 april in een vuurgevecht. Soldaten schieten twee arbeiders dood en de gendarmen te paard drijven de oproerige massa uit elkaar. Deze gewelddadige uitbarsting heeft een shockeffect en er komt een einde aan de onlusten.

Maar de schrik voor nieuwe onlusten blijft en de hervormingen van de kieswet van maart 1848 worden ook in Gent opgelucht verwelkomd. Deze vernieuwingen worden voor het eerst toegepast voor de parlementsverkiezingen.

Wie wordt kandidaat

Op 16 april 1848 wordt de eerste stap richting verkiezingen gezet.10 De nieuwe kiezerslijsten worden uitgehangen waarna burgers en verenigingen bezwaar mogen aantekenen bij het stadsbestuur. Na de ontbinding van Kamer en Senaat op 27 mei, wordt de eerste verkiezingsdatum van het jaar vastgelegd op 13 juni. Voor de kiesverenigingen breken drukke dagen aan. Officiële kandidaten­lijsten bestaan immers nog niet. Men schuift via bevriende kranten kandidaten naar voren, voor wie men hoopt dat de kiezers zullen stemmen. In Gent krijgt Louis Minard, die voldoende cijns betaalt en dus stemgerechtigd is, eerst de Messager de Gand onder ogen. Daarin stelt de Provinciale Kiesvereniging van Hippolyte Metdepenningen op 1 juni zijn republikeins gezinde kandidaten voor, onder wie Gustave Callier en Constant Leirens. Zij waren echter niet op voorhand geconsulteerd, verwerpen onmiddellijk hun aanduiding door de Kiesvereniging en scharen zich achter de tegenkandidaten van de net door Hippolyte Rolin opgerichte Liberale Associatie. Deze laatste krijgt de steun van de Journal des Flandres, de Vaderlander en l’Organe des Flandres. Deze kranten presenteren op 8 juni hun constitutionele liberale kandidaten, onder wie een aantal gematigde leden die ook op de lijst van de Messager hadden gestaan. Minard krijgt met andere woorden een select groepje kandidaten voorgeschoteld, waaruit hij een keuze mag, maar niet moet, maken. Zelf is hij geen kandidaat hoewel dat voor de Kamer best kan, voor de Senaat moet hij sowieso passen. Pas vanaf 1866 voldoet hij aan de hoge cijnsvereisten voor de Senaat en ook dan stelt hij zich geen kandidaat.

Niet alle stadsgenoten zijn echter gelukkig met Minards passieve houding. Zij hopen zijn populariteit toch te kunnen verzilveren. Een groep van middenstanders en ondernemers richt op 23 mei nog vlug een - opnieuw liberale - kiesvereniging op, de Union Electorale. De initiatiefnemers stellen onmiddellijk een voorlopig bestuur aan, dat ook de kern van hun kieslijst moet worden. De top van dat bestuur, duidelijk niet geconsulteerd op voorhand, neemt onmiddellijk afstand van de lijst en maakt nogmaals duidelijk dat zij geen mandaat willen aanvaarden. Onder hen de textielfabrikanten Ferdinand Lousbergs, Eugène Van Huffels en Edouard Jacquemyns en architect-bouwmeester, Louis Minard. De lijst sterft, bij gebrek aan boegbeelden, nog voor de verkiezingen een heel stille dood. Pittig detail: voor haar bijeenkomsten had de Union gekozen voor de Minardschouwburg, die Minard op commerciële basis placht te verhuren aan zowat elke (vaag) liberale vereniging in de stad.

Begin juni brengt een bode van het stadsbestuur hem thuis zijn oproepingsbrief of “lettre de convocation”.

De Grote Dag (1) - parlement

Op zondag 13 juni trekt Minard, ongetwijfeld in een mooi pak, richting stemlokaal. De kieswet schrijft voor dat de stemming in de hoofdplaats van het kiesarrondissement gebeurt, ideaal voor Minard en alle andere Gentenaars. Voor kiezers van het platteland rond Gent - van Deinze, Evergem, Kruishoutem, Lochristi, Nazareth, Nevele, Oosterzele en Waarschoot tot Zomergem - is dit een stuk moeilijker. De zogenoemde buitenstemmers moeten een soms lange trip maken en voor alle zekerheid overnachting voorzien, ingeval er een tweede verkiezingsronde zou volgen op maandag. In totaal zijn er twaalf stemlokalen, een beetje gebrekkig verdeeld over de verschillende wijken. Onder meer het stadhuis, de aula van de universiteit, de vestibule van het gerechtsgebouw, het Lakenmetershuis, de tekenacademie en de opera gooien hiervoor hun deuren open, samen met een aantal cafés en feestzalen, zoals de zalen Flora en Polka, herberg De Koning en Café du Nord. Naar welk lokaal Minard wordt opgeroepen, weten we niet met zekerheid, de verkiezings­dossiers voor die periode bevinden zich helaas niet langer in het stadsarchief. In totaal dagen die dag 3.301 van de 5.708 stemgerechtigde kiezers op of 58 procent, een niet echt denderende opkomst. De nieuwe kiezers moeten misschien hun weg nog vinden want in de voorafgaande twee verkiezingen tekenden respectievelijk 87 en 90 procent van de kiesgerechtigden present. Een andere mogelijkheid is dat de klerikale kiezers het zinloos vinden - er is toch nog geen opkomstplicht - omdat hun kiesvereniging geen eigen kandidaten heeft gepromoot. Er is met andere woorden geen katholieke lijst naast de republikeinse en de liberale lijsten.

Eenmaal in het kiesbureau aangekomen, verzamelen de kiezers aan het bureau van de voorzitter. Op straat staan nog enkele mannen met een goed gevulde geldbuidel, die aan de minder gefortuneerde of analfabete kiezers met weinig scrupules een vooraf ingevuld stembriefje inclusief omkoopsom aanbieden. Op het afgesproken uur roept de voorzitter de namen op zijn kiezerslijst af. Minard hoort zijn naam, stapt naar voren en geeft zijn “bulletin de liste” af, een briefje waarop hij thuis of onderweg naar het stemlokaal de namen van evenveel kandidaten als er beschikbare plaatsen zijn, heeft geschreven. Daarbij had hij uiteraard oog voor de kandidaten die de twee kiesverenigingen promootten, maar hij kon evengoed om het even welke andere Belg, al dan niet uit het Gentse, die voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, noteren, bijvoorbeeld een collega-architect uit Antwerpen of Brussel. Ook die stem zou geldig zijn geweest. Voor de Senaat kan men in Gent stemmen voor drie zetels, voor de Kamer voor zeven zetels. Als alle bulletins ingezameld zijn, worden rond de middag de namen van de kiesgerechtigden een tweede keer afgeroepen, zodat ook de langslapers en de laatkomers uit de buitengemeenten hun stem alsnog kunnen uitbrengen.

Hierna telt het bureau ter plaatse de stemmen. De kiezers kunnen toekijken of tussendoor even de stad ingaan. De voorzitter plooit elk biljet open, leest luidop de namen voor en een bijzitter turft op een lijst de namen en resultaten. Na de telling wordt het resultaat onmiddellijk bekendgemaakt en kan dit worden opgeteld met de resultaten van de andere kiesbureaus van het arrondissement. Tot grote vreugde van de buitenstemmers behalen voldoende kandidaten een absolute meerderheid (of 1.651 stemmen) van de geldig uitgebrachte stemmen en kan iedereen richting woonst vertrekken, of richting Kouter om na te praten. Het kiesbureau stelt een proces-verbaal op voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en verbrandt vervolgens alle stembiljetten.

De Liberale Associatie wint de parlementsverkiezingen afgetekend, met als stemmenkampioen bij uitstek Ferdinand Manilius, die niet minder dan 3.173 van de 3.301 kiezers achter zich schaart. De winnaars van deze verkiezing behoren over het hele land grotendeels tot de conservatieve strekking, wat de Gentse arbeiders zwaar teleurstelt. Daarom trekken zij de dag na de verkiezingen onder leiding van Constant Dossche in een grote protestmars richting provinciegouverneur, waar ze werk eisen. De twee à drieduizend deelnemers worden uit elkaar gedreven door de brandweer maar de deputatie gaat het gesprek aan met Dossche. Er volgen beloftes van openbare werken met cofinanciering door de nationale overheid, en de rust keert weer.

De Grote Dag (2) - provincieraad

De verkiezing van een nieuwe provincieraad een maand later, op 15 juli, verloopt volgens Destanberg “te midden van de grootste onverschilligheid”. De Liberale Associatie houdt nog als enige een verkiezingsbijeenkomst en stelt er zijn kandidaten voor, maar interesse is er nauwelijks. Slechts 492 van de 3.565 stemgerechtigden dagen op, volgen dezelfde procedure als bij de parlementsverkiezingen en kiezen negen provincieraadsleden, een mix van old-schoolorangisten en liberalen. Auguste De Cock-De Meulemeester, liberale gedeputeerde en provinciegouverneur ad interim, is een van hen. Deze apathie en dit gebrek aan strijd wordt door een collega uit de Antwerpse provincieraad als volgt verklaard: “De provinciale raed waer stoffelyke belangen het hoofddoel zyn, behoort door gene politieke denkwyze geregeerd te worden: deze moet uit dit huishoudelyk bestaen ten strengste geweerd worden. Waerom dan stoffelyke belangen die wy allen behartigen, willen opofferen aen opinie-belangen, die helaas! reeds zooveel bittere vruchten voor België hebben opgeleverd.”11

Intermezzo – bisnummer voor het parlement

In het kiessysteem van 1848 bestaat het principe van opvolgers nog niet, dit wordt pas in 1898 ingevoerd. Als iemand wegvalt, bijvoorbeeld door overlijden of onverenigbaarheid, kan dit enkel worden opgelost met een zogenaamde bijzondere verkiezing. In het arrondissement waarvoor een zetel weer vrijkomt, wordt dan een verkiezing voor één zetel georganiseerd, geheel volgens de procedure van een normale verkiezing. De verkozene vervolledigt daarna het mandaat van zijn voorganger. Deze regeling klinkt, hoewel omslachtig, toch evidenter dan ze is. De herverkiezing is immers afhankelijk van een goedkeuring door de desbetreffende assemblee, die soms wel redenen heeft om een herverkiezing te blokkeren of uit te stellen, bijvoorbeeld als de meerderheid vreest voor een vervanging door iemand van de oppositie. Bij enkele vervangingen in verschillende arrondissementen tijdens dezelfde legislatuur kan de meerderheid immers nipt worden.

Hippolyte Rolin, stichtend voorzitter van Association libérale de Gand (Liberas).

In het arrondissement Gent trekt Minard op 25 juli 1848 opnieuw richting stemlokaal. Emile Van Hoorebeke was verkozen in zowel Gent als Eeklo, nog zo’n vreemd fenomeen in het toenmalige kiesrecht. De woonplaats is niet echt doorslaggevend voor je kandidatuur. Edward Anseele, het Gentse socialistische boegbeeld, wordt bijvoorbeeld voor het eerst Kamerlid voor het arrondissement Luik waar de socialisten sterk staan. Bovendien kan je in meerdere kiesomschrijvingen tegelijk verkozen worden. Van Hoorebeke kan echter geen twee zetels tegelijk bezetten. Een koninklijk besluit schrijft daarom een bijkomende verkiezing uit op 25 juli. Veel discussie over de kandidaat is er niet. Hippolyte Rolin, oprichter van de Gentse Liberale Associatie in juni 1848, is intussen al ingezworen als buitenparlementaire minister van Openbare Werken, en het lijkt iedereen dan ook heel logisch om hem naar voren te schuiven. Rolin wordt gekozen door 1.597 van de 1.622 opgedaagde kiezers. Deze verkiezing is dan ook veeleer een huldiging van Rolin: “De verkiezing van den heer Rolin had eene uitbarsting der openbare vreugde voor gevolg: gelukwenschen, kanonschoten, serenades, verlichtingen, niets ontbrak aan de feestelijkheden. De gemeenteraad en de advocaten der Gentsche balie gingen in korps den nieuwgekozene gelukwenschen aanbieden.”12

De Grote Dag (3) - burgerwacht

In de maalstroom van 1848 besluit de regering om de werking van de burgerwacht of garde civique, in 1830-1831 ontstaan als stedelijke milities die zowel politionele als (licht) militaire taken op zich hadden genomen, te heractiveren. Op 8 mei wordt een wet op de burgerwacht gepubliceerd, die onder meer de verkiezing van een officieren- en onderofficieren­korps voorschrijft. Korporaals tot en met kapiteins worden gekozen door de manschappen, de hogere graden tot en met majoor door de officieren. De koning duidt de kolonels aan. Aangezien de toenmalige regering onder leiding van de liberaal Charles Rogier staat, krijgen vele legioenen een blauwe kleur. Of Minard al dan niet lid was van de Gentse burgerwacht valt niet te achterhalen. Hij speelt er in geen geval een belangrijke rol in en heeft mogelijks enkel deel uitgemaakt van de ‘reserve’.13 Er zijn alleszins heel wat burgers bij de burgerwacht betrokken, en voortaan mogen zij hun stem uitbrengen over hun leidinggevenden.

De nieuwe wet wordt in Gent enthousiast onthaald en de leden van de vier oude stadsgilden nemen het voortouw. Zij leveren om evidente redenen ook de meest actieve officieren: hun leden zijn al sinds de middeleeuwen vertrouwd met het gebruik van wapens en hebben een traditionele band met de georganiseerde verdediging van de stad. Voor Gent moet het kader voor vier legioenen, elk bestaande uit drie bataljons met vier compagnieën, verkozen worden. Daarnaast wordt ook ruimte gemaakt voor een artillerie- en een cavaleriecomponent. Legergeneraal Klump komt aan het hoofd van de vier legioenen te staan en wordt bijgestaan door een Gentse stafchef, burgerkolonel Charles Manilius, rabiaat orangist en rechterhand van Hippolyte Metdepenningen. De manschappen en het kader worden op 31 juli uitgenodigd op het stadhuis, waar zij hun stem uitbrengen. In totaal worden om en bij de driehonderd officieren gekozen, over het aantal onderofficieren bestaan helaas geen cijfers meer. De burgemeester en opperbevelhebber Klump leiden samen de operatie en bevestigen de verkozenen in hun functie. Onder hen bevinden zich tal van notabelen met ronkende namen, zoals Eugène Lippens, Ernest de Kerchove, Frederic De Smet de Naeyer, Henri ’t Kint de Roodenbeke de Naeyer (toen nog liberaal volksvertegenwoordiger, later als katholiek politicus voorzitter van de Senaat) en Fidèle Mechelynck naast gerenommeerde artsen zoals Adolphe Burgraeve en Charles Hulin die aan het hoofd van de medische dienst komen te staan. Ouderdomsdeken is Victor Serdobbel, een kranige 92-jarige die verkozen wordt tot infanterieofficier. De Gentse burgerwacht wordt in hoofdzaak een vrijetijdsorganisatie waarin, naast de weinige politionele taken, veel word geëxerceerd en gedefileerd ter vermaak van de burgerij, wedstrijden en demonstraties worden georganiseerd, enzoverder. Tijdgenoten beschrijven de verkozenen daarom ook als een buitenkans voor de lokale middenstand die zich uitput in het aanbieden van dikwijls kostbare uniformen en bijhorende parafernalia.14 Niet onbelangrijk is ook de grote filantropische bijdrage die zij leveren: behoorlijk wat liefdadigheidsinitiatieven kunnen enkel overleven dankzij de opbrengsten van bals en feesten georganiseerd door de burgerwacht.15

Na deze vooral feestelijke verkiezingen met heel veel winnaars en bijhorende banketten, zou een verkiezingspauze op z’n plaats zijn, maar daarvoor is geen tijd. Nog geen maand later brengt Minard zijn stem uit bij de gemeenteraadsverkiezingen.

De Minardschouwburg (Bibliotheek UGent).

De Grote Dag (4) - gemeenteraad

Door de kiescijnsverlaging van maart 1848 is het aantal kiezers voor de Gentse gemeenteraad toegenomen van 1.819 of 1,75% van de bevolking in 1847 naar 3.484 of 3,31% van de bevolking.16 Dit is bijna een verdubbeling, maar nog verre van representatief. De kiesstrijd speelt zich af in liberale middens, de katholieken schuiven geen kandidaten naar voren. Drie fracties presenteren elk hun eigen kandidaten: de kleine Société l’Union, de nieuwe Liberale Associatie en de groepering rond Metdepenningen. Deze laatste vergadert in de Minardschouwburg, en wordt dan ook de Lijst Minard genoemd. Of Louis Minard op een van de drie meetings voor de aanstelling van kandidaten aanwezig is, kan niet worden achterhaald. Feit blijft dat hij in zijn schouwburg onderdak biedt aan de laatste restanten van het Gentse orangisme.

Op dinsdag 22 augustus worden alle kiezers opgeroepen om hun stem uit te brengen. Amper 1.813 van de 3.484 kiezers (52 procent) geven hieraan gehoor, niet echt een groot succes voor de nieuwe kieswet. Nochtans wordt de volledige gemeenteraad vernieuwd, er zijn 31 zetels te verdelen. Zestien van hen zijn verkozen voor zes jaar, de andere vijftien slechts voor drie jaar, zodat vanaf 1851 opnieuw kan worden gestart met het systeem van partiële verkiezingen zoals de kieswet voorschrijft. Volgens dit systeem wordt om de drie jaar de helft van de raad vervangen, wat zowel de continuïteit als de vernieuwing een kans moet geven. De stad stelt acht kieslokalen ter beschikking: drie in het stadhuis en telkens één in het liefdadigheidswerkhuis in de Hoogstraat, in de tekenacademie, in de opera en in de feestzalen Polka en Flora.

Om negen uur gaan de stembureaus open en volgt eenzelfde scenario als bij de parlements­verkiezingen. Minard mag thuis 31 namen op een briefje schrijven. De eerste naamafroeping mist hij, dus hij moet tot ’s middags wachten voor de tweede afroeping. Zodra zijn naam wordt afgeroepen door de voorzitter van het stembureau, overhandigt hij zijn stembiljet. De drie lijsten met kandidaten heeft hij vooraf vergeleken. Ze zijn in de voorafgaande weken gepubliceerd in de Gentse kranten, en maken het de kiezer niet echt makkelijk. De lijsten overlappen elkaar immers in heel sterke mate. Niet minder dan 42 kandidaten staan op meer dan één lijst, waardoor de keuze de facto beperkt wordt tot 51 namen, twintig kandidaten moeten afvallen.

Kiespamflet voor de lijst Union bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1848, Gent (Liberas)

Er wordt met spanning uitgekeken naar het resultaat. Na de telling blijkt echter dat slechts 28 kandidaten de vereiste absolute meerderheid van 907 stemmen hebben behaald. Met een ongetwijfeld diepe zucht besluit de kiescommissie dan ook dat een tweede stemronde noodzakelijk is. De zes best geplaatste kandidaten mogen hieraan deelnemen. De daaropvolgende dag, op woensdag 23 augustus, begeeft Minard zich opnieuw richting stembureau voor de verkiezing van de drie laatste gemeenteraadsleden. Een van hen, Joseph Pieters-Morel, staat op de lijst van de Liberale Associatie, de twee anderen, Jean-Baptist Groverman en Emmanuel Van den Berghe, komen op voor de lijst Minard. Grote overwinnaar is uiteindelijk de Liberale Associatie met 28 verkozenen, en hun kopman, Constant de Kerchove de Denterghem, wordt herbenoemd tot burgemeester.

Slotsom - de moeder aller verkiezingsjaren

Alle assemblees zijn nu vernieuwd en Gent kan even bekomen van de verkiezingsslagen. Het ontbreken van opvolgers speelt hen echter al kort daarna weer parten. Op 27 mei 1850 en 24 mei 1852 moet gestemd worden voor plaatsvervangers, er dagen respectievelijk 161 en 363 kiezers van de meer dan drieduizend op …

De kieswetten zelf veranderen in de daaropvolgende decennia traag maar gestadig. In 1867 en 1877 worden twee belangrijke wetten ‘op het kiezersbedrog’ goedgekeurd, die de grootste aberraties in de procedure grondig aanpakken. In 1883 worden de bekwaamheidskiezers opnieuw opgevist na een korte eenmalige passage in 1831 en in 1884 wordt de lijststem ingevoerd. Het cijnskiesrecht wordt in 1893 afgeschaft ten voordele van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen, vervolgens in 1919 algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen (en voor vrouwen voor de gemeenteraadsverkiezingen) en pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1948 (of dertig jaar na Nederland en veertien jaar na Turkije) ook algemeen enkelvoudig stemrecht voor vrouwen. Gemeentelijk stemrecht voor burgers uit de EU en uit niet-EU landen wordt toegekend in respectievelijk 1999 en 2004. Jongeren tussen 16 en 18 ten slotte krijgen in 2023 Europees stemrecht. Evenredige vertegenwoordiging op parlementair niveau doet in 1899 zijn intrede, de andere niveaus moeten hiervoor wachten tot na de Eerste Wereldoorlog.

Bronnen, noten en/of referenties

1. Over Louis Minard werd tot op heden amper gepubliceerd, met uitzondering voor vermeldingen in biografische naslagwerken zoals de Biographie Nationale en Rita Keymeulen (ed.), Architectuurverkenningen. 250 jaar architecten van de Academie Gent (1751-2001) (Gent: Designmuseum, 2001). Zie ook Beatrijs Van Mieghem, ‘Architect Louis Minard’, in: Gandavum, 3, nr. 2 (1998): 37-47 en Jean Van Cleven, ‘Le palais bourgeois: Louis Minard, architecte-archéologue et sa maison à Gand’, in: Grand Loge de Belgique, Wichelen, 1991. Het architectuurarchief en de briefwisseling van Minard worden grotendeels bewaard in de Gentse universiteitsbibliotheek.

2. Eric Vanhaute, Cormac O’Grada en Richard Paping, ‘The European subsistence crisis of 1845-1850. A comparative perspective’, in: Eric Vanhaute (ed.), When the potato failed. Causes and effects of the “last” European subsistance crisis, 1845-1850 (Turnhout: Brepols, 2007) 15-42; De Canon van Vlaanderen – de aardappelcrisis (Gent: Borgerhoff & Lamberigts, 2023) 178-181.

3. Alphonse de Lamartine, Histoire de la révolution de 1848 (Brussel: Méline, 1849).

4. Zie onder meer Maurizio Gribaudi, 1848, La révolution oubliée (Parijs: La Découverte, 2009) en Geerten Waling, 1848. Clubkoorts en revolutie. Democratische experimenten in Parijs en Berlijn (Nijmegen: Vantilt, 2016); Wim Voermans, Onze constitutie. De geschreven en ongeschreven regels van het Nederlandse staatsbestel (Amsterdam: Prometheus, 2023).

5. Els Witte, ‘Het Belgische ambtenarenparlement (1830-1848)’, in: Revue belge de Philologie et d'Histoire, 59, nr. 4 (1981): 828-882.

6. Lucien Jottrand, Le suffrage universel. Nouvelle théorie et nouvelle application de ce système électoral (Brussel: Imprimerie de D. Raes, 1848).

7. Zie onder meer Gita Deneckere, Leopold I, de eerste koning van Europa (Antwerpen: De Bezige Bij, 2012); Els Witte, Belgische republikeinen. Radicalen tussen twee revoluties (1830-1850) (Kalmthout: Pelckmans-Polis, 2020); Georges-Henri Dumont, Le miracle belge de 1848 (Brussel: Le Cri, 2002).

8. Voor het Gentse verhaal in het algemeen, zie Désiré Destanberg, De kiezingen te Gent sedert 1830 (Gent: Ad. Herckenrath, 1910); Marc Reynebeau, Politieke oriëntatie en ontwikkeling. De strijd om de Gentse gemeenteraad 1848-1869 (licentiaatsverhandeling, RUG, 1977); Kathleen Devolder, Gij die door ’t volk gekozen zijt ... De Gentse gemeente­raad en haar leden 1830-1914 (Gent: Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nr. 20, 1994); Dora Lammens, De verkiezingen te Gent 1830-1848 (licentiaatsverhandeling, RUG, 1951); Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. 150 jaar liberaal leven te Gent (Gent: Liberaal Archief/Snoek, 2014).

9. Herman Balthazar, ‘Klauwen en tanden in de Minard’, in: Brood en Rozen, 10, nr. 3 (2005): 48-55.

10. Voor de geschiedenis van het kiesrecht werd uitgebreid beroep gedaan op Donald Weber, 'La marche des opérations électorales': bepalingen rond kiesverrichtingen in de Belgische kieswetgeving, 1830-1940', in: Revue belge de philologie et d'histoire (Odisea-1), 81, nr. 2 (2003): 311-342 en Bart D’hondt, ‘De verkiezingen’, in: Steve Heylen e.a. (ed.), Geschiedenis van de provincie Antwerpen. Een politieke biografie (Antwerpen: Provinciebe¬stuur Antwerpen, 2005), deel 1: 229-328.

11. Het Handelsblad der Stad en Provincie Antwerpen, 13 juli 1848, p. 1.

12. Destanberg, De kiezingen te Gent, 114.

13. Luc Lievens, ‘Enkele aspecten van de Gentse burgerwacht (1830-1920)’, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 52 (Gent: MGOG, 1998): 83-105.

14. De collectie Gentse porseleinkaarten, bewaard in Liberas en beschikbaar via de databank op www.liberas.eu, illustreert dat in overvloed. Het betreft hier een heel wijd gamma aan producten, van kleding en schoeisel tot wapenhandels en paardrijlessen of paardenstalling. Daarnaast zijn er ook de kaarten die door de burgerwacht zelf werden uitgegeven.

15. Prosper Claeys, ‘La Garde Civique 1848-1849’, in: Prosper Claeys, Notes et souvenirs. Tome premier (Gent: Librairie J. Vuylsteke, 1899) 81-91; Dominiek De Meester, ‘De Gentse Burgerwacht 1830-1848, een ‘papieren’ geschiedenis’, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 57 (Gent: MGOG, 2003): 223-260.

16. Destanberg, De kiezingen te Gent, 115-120; Devolder, Gij die door ’t volk gekozen zijt …, 109-120, 510.

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Bart D’hondt, "Belevenissen van een kiezer anno 1848", Liberas Stories, laatst gewijzigd 21/03/2024.
copy url

Colofon

Liberas Stories is een realisatie van cultuurarchief Liberas. Het werd ontwikkeld door Josworld en Webdoos naar een concept van Ruben Mantels. Aan de hand van een ‘Atlas’ en een ‘Magazine’ vertelt Liberas Stories de geschiedenis van het liberalisme en worden de collecties van Liberas gepresenteerd. Deze website werd gelanceerd in juni 2021 en is sindsdien verder uitgebouwd.

De inhoud van dit portaal is bestemd voor Liberas’ erfgoedgemeenschap, maar ook voor studenten, onderzoekers en journalisten en voor iedereen die ons erfgoed wil ontdekken. Het is geen catalogus van onze collectie: die vind je op liberas.eu.

Liberas heeft geprobeerd alle rechthebbenden op beeldmateriaal te contacteren. Personen of organisaties die zich alsnog in hun rechten voelen geschaad nemen contact op met Liberas vzw, Kramersplein 23, 9000 Gent.

Alle teksten op deze website mogen hergebruikt worden mits het overnemen van de auteurs- en bronvermelding. Alle opmerkingen met betrekking tot Liberas Stories - vragen, aanvullingen, correcties, suggesties voor nieuwe bijdragen - zijn welkom op info@liberas.eu. 

Volg ons op